dinsdag 27 juni 2017

THE BLACK POLE




Juni is zowel voor studenten als docenten de zwaarste en de spannendste maand. Wel de boeiendste. Na 8 maanden werk is er resultaat. Dat kan mee- dan tegenvallen, maar dat doet niets af van het boeiende. Dit wordt zeer intens ervaren in het kunstonderwijs, in het bijzonder de toneelopleiding. Ze moeten een eigen productie maken, individueel en in groep, en presenteren aan een publiek. Kom ik over, slaat de voorstelling aan. 

Zulke ‘proefwerken’ zijn tevens een kans om na te gaan of er jonge mensen zijn waar enig bovenmaats talent bij te bespeuren valt. En kijk, dat was het geval met de voorstelling The Black Pole van Marieke de Zwaan en Benjamin Abel Meirhaeghe. De eerste van de Toneelacademie Maastricht en de tweede student van de toneelafdeling van het Gentse KASK. Vermoedelijk, want zulke producties missen publieksinformatie. Omdat de meeste toeschouwers collega’s zijn of verwanten die via de wandelgangen al voldoende met info gevoed werden, maar ook omdat hun de tijd en middelen ontbreekt om daar geld in te pompen en aandacht aan te besteden. Voor The Black Pole par exemple hadden ze slechts één dag met de figuranten kunnen repeteren. Het mag echter niet betekenen dat een minimum aan informatie de toeschouwer bezorgd wordt. Een blaadje, meer moet dat niet zijn.
Wil het geval dat voor deze voorstelling [zonder woorden] nu net de figuranten de voorstelling niet maken maar spelen, met een naturel die de spanningsboog strak laat staan. Voor de duidelijkheid: de scènes worden gescheiden door het neer- en ophalen van een doek. In het nu volgend verhaal wordt de scheiding tussen de scènes aangegeven met een gedachtestreep [-]. 

Het verhaal 
Reizigers slenteren de gate van een luchthaven in. Ze zijn vreemden voor elkaar. Na lang wachten inchecken. – Interieur vliegtuig. De reizigers zitten te lezen, te dutten, te chatten. Een zeldzaam contact. Vliegtuiggeluid. Duur: 30 minuten! – Bestemming bereikt. Het blijkt een groepsreis te zijn van het bekende soort:14 dagen Peru voor 1.099 euro i.p.v. 2.400 euro pp. Alles inbegrepen. Kennismaking met Inca’s. - IJs breekt. Er wordt onderling contact gelegd. Bezoek aan musea en markten. Het contact onder elkaar neemt toe, zij het nog voorzichtig. – Hoogtepunt van de reis: bezoek aan een Incastad, waar [toevallig?] het jaarlijks carnaval, offerfeest of een combinatie van beide doorgaat. Eerst aarzelend maar gaandeweg enthousiast feesten de reizigers mee. Ze gaan uit de bol. Kleurrijk spektakel, rijkelijk versierde kostuums, toast op nu, straks, de aanwezigen en de afwezigen, de gids en de zonnegod – Terugreis: de reizigers zijn weer vreemden voor elkaar. Hebben opnieuw letterlijk en figuurlijk hun burgerlijk plunje aangetrokken. – Doek. 

De moraal van het verhaal 
Driekwart van de Westerse bevolking is geen reiziger. Het reist wel maar niet om kennis op te doen, andere culturen te leren kennen. Het reist ter ontspanning. Een deel wil wel eens wat anders. Het kiest echter de makkelijkste weg. Een voorgebakken groepsreis waar geen enkel risico aan verbonden is en eenmaal terug thuis bluft het met de ontdekkingen die werden gedaan. Enig man! Wat spannend, zeg! Maar alles is gelukkig goed afgelopen! Terwijl het zich geen moment uit de groep heeft losgemaakt om op eigen kracht het onbekende te zoeken. Om het hoofd [en de eigen cultuur] eens te refreshen. Kortom, mensen lopen een museum in, participeren aan een feest, vinden het enig, zonder dat het enige invloed heeft op hun gedrag. Ze zijn zo geconditioneerd door wet en orde dat verwondering slechts een korte-termijn invloed heeft. Eenmaal ‘nuchter’ nemen ze de vertrouwde pose weer aan. 

De boodschap van de moraal
De bedenkers van The Black Pole [= het kernpunt; de draaicirkel] wijzen met hun proefwerk op het trieste van zulk bestaan. Een bestaan dat leidt tot angst en afkeer voor andere volkeren. Die ver van onze leefwereld willen houden. Wat bijdraagt tot het verval van onze cultuur. Die nu net verhinderd kan worden door de vermenging van rassen, generaties en culturen. Haal er de geschiedenis maar bij: de Westerse beschaving heeft een hoog niveau bereikt onder meer door de invloed van bezetters, inwijkelingen en volksverhuizingen. Voor al wie gezichten kan lezen is het duidelijk bij wie Spaans, Arabisch, Romeins of Grieks bloed door de aderen stroomt.
Reizen is dus verrijkend. Zolang de reiziger niet aan het handje gehouden wordt. Eigen initiatief is gezond en opent de geest. Om het met Albert Einstein te zeggen: ‘Het leven is als fietsen. Je moet de vaart erin houden om niet om te vallen.’ 

De wijsheid van de boodschap
Zijn dergelijke proefwerken overwegend luchtig, houden ze niet meer in petto dan wat vrolijk vertier, de voorstelling van Marieke de Zwaan en Benjamin Abel Meirhaeghe haalt wat wijsheid betreft een hoog niveau. De boodschap is coherent opgebouwd en wordt helder uitgestald. Aan wat ik al eerder aan proefwerk van Marie de Zwaan zag, valt op te maken dat zij de dragende kracht is. Zij weet serieux heerlijk te combineren met joyeux. Bovendien, ze laat de toeschouwer nadenken.
Als Marieke de Zwaan kansen in het hoger theatercircuit krijgt, zou zij wel eens een regisseur van sterk kaliber kunnen worden. Zij heeft er de geest en de power voor.
Of haar talent op korte termijn verzilverd wordt, is zeer de vraag. De talentscouts van onze gesubsidieerde theaters groot en klein waren in geen velden of wegen te bekennen. Ook die van het NTGent blonken uit door onzichtbaarheid. Ze laten studenten toe de schouwburg te bezetten, maar hebben geen oog voor hun inhoudelijke prestaties. Jammer, en schandelijk.

guido lauwaert
gent, 2017-06-27 

THE BLACK POLE – idee & realisatie Marieke de Zwaan en Benjamin Abel Meirhaeghe – nog te zien op 9 juli / Nationaal Theater, Den Haag.



maandag 26 juni 2017

HET GEZIN VAN PAEMEL - Ontstaansgeschiedenis


Cyriel Buysse 
Op zondag 25 januari 1903, ruim honderd jaar geleden, wordt in de Gentse zaal Choeurs, Feestlokaal van de Samenwerkende Vennootschap Maatschappij VOORUIT in de Bagattenstraat, het toneelstuk Het Gezin Van Paemel van Cyriel Buysse [1859-1932] voor het eerst opgevoerd. De organiserende toneelvereniging is de Gentse Multatulikring, een van de zovele indertijd bestaande Sport- & Cultuurverenigingen van de Belgische Werkliedenpartij [BWP*] – [* > zie noten] 

Drame paysan  
De weliswaar liberale maar Fransgezinde directie van de Gentse Vlaamse Schouwburg zag een eigen productie niet zitten. De taal was Vlaams [Oost-Vlaams – streek Afsnee-Deurle] en het stuk voldeed niet aan de literaire codes. De afwijzing toont aan dat het een omslag markeerde in de Vlaamse toneeltraditie waarin indertijd voor het naturalisme geen interesse bestond, eenvoudigweg omdat het ‘uit de mode’ was.  
Het avondvullend stuk, door Buysse ‘mon drame paysan’ genoemd, werd voorafgegaan door een antiklerikale eenakter van Herman Heijermans [1864-1924] uit 1898, Puntje. Het is het verhaal van een katholieke vereniging waarvan de secretaris, arbeider in een chemische fabriek, de uitbuiting van de fabrieksbazen beu is en tot afgrijzen van de pastoor socialist wordt. 

Het naturalisme bestond dus al in Nederland en dat dit met het stuk van Buysse ook het geval is vindt zijn oorsprong in zijn landelijk leven van de Leiestreek [Nevele/Afsnee/Deurle]. Hij werd er dagelijks geconfronteerd met de miserie van de boeren, zijn mindere klasse. Als overtuigd liberaal is hij namelijk niet blij als socialist te worden bestempeld. Tien jaar na de première in een interview zal hij dat onderstrepen: ‘U zult zeggen Het gezin Van Paemel is een socialistisch stuk, maar ik verzeker u dat het toevallig is en het zou net zo goed kunnen gebeuren dat ik een stuk schreef dat antisocialistisch was. Maar aangezien de mindere klasse mensen zijn die veel onrecht wordt aangedaan in de maatschappij voel ik mij daartoe meer aangetrokken.’ De sociale bezorgdheid van Cyriel Buysse heeft, kortweg gezegd, nooit een politieke dimensie. ‘Buysse is inderdaad geen socialist,’ mailde professor emeritus Herman Balthazar, als proeflezer van dit artikel, ‘maar hij was er, zoals vele progressieve liberalen sterk voor geïnteresseerd.’ Herman Heijermans daarentegen leunde wel dichter aan bij de Nederlandse SDAP.
Beide auteurs waren van gegoede klasse, hielden afstand van de simpele mensen – net als tijdgenoten Henrik Ibsen, Anton Tsjechov trouwens en Maksim Gorki [**] – maar zagen wel waar maatschappelijk het schoentje wrong.

Het kan niet beter
Het voorprogramma kent veel succes, maar het stuk van Buysse slaat in als een bom. Het publiek is dolenthousiast, maar ook de auteur is verbaasd door de inleving van de acteurs en de reacties van het publiek. Naar aanleiding van de vijftigste verjaardag van de Multatulikring zal Buysse in een bijdrage aan het feestprogramma schrijven: ‘Als de dag van gisteren herinner ik mij nog die eerste opvoering van Het gezin van Paemel, nu reeds zooveel jaren geleden. Het is voorzeker aan niet veel toneelschrijvers gegeven hun werk in de vertolking der acteurs sterker, intenser, kleurrijker een aangrijpender te zien leven, dan zij het in de drang hunner verbeelding geschapen hebben.’ Ook vriend Maurice Maeterlinck [***], aanwezig op de première, was zwaar onder de indruk, zoals blijkt uit de getuigenis van Buysse in dezelfde bijdrage: ‘Mijn oude vriend Maeterlinck, die naast mij zat, verklaarde mij: “Het kan niet beter; in het Théâtre Antoine, te Parijs, zoudt ge geen volmaakter spel bijwonen.”’

Algemeen gebruik
De vertolking was sterk door het groeiend sociaal bewustzijn van de brave, eenvoudige mensen van de maatschappij, maar bovendien omdat het stuk zelf zo sterk was. In de geschiedenis van het Vlaamse toneel is het tussen toen en nu nooit overtroffen. Ook niet door Hugo Claus. Diens beroemdste sociale drama is trouwens zwaar geïnspireerd, ja zelfs gebaseerd op een kort verhaal van Cyriel Buysse. Vrijdag uit 1969 vertelt het verhaal van een man die uit de gevangenis terugkeert, na een veroordeling tot twee jaar. De reden doet hier niet toe, wel dat het een noodlotsgegeven is rond drie mensen. Welnu, dat gaat punt op punt ook op voor het eerste literaire succes van Cyriel Buysse, met het korte verhaal De biezenstekker uit 1890. Een man, Cloet, komt uit de gevangenis na een veroordeling wegens een bloedige vechtpartij, de zoveelste op rij, en vindt zijn vrouw terug en merkt wat merkwaardig:

‘Sta eens recht’ sprak hij haastig, met verkropte stem. Een hevig rood had haar kaaksbeenderen gekleurd en, op dit onverwacht bevel, scheen zij gansch ’t hoofd te verliezen. Zij maakte een beweging op haar stoel maar stond niet op. De kleinen, gapend en verschrikt, staarden beweegloos hunne ouders aan. ‘Eeiwel! … Zijt ge doof?...’ riep Cloet met nog vervaarlijker gelaat. En eensklaps, rond de tafel gaande, kwam hij zelf tot haar. Als onder eenen zweepslag sprong zij recht.’

Hij ziet dat zij zwanger is.
Claus’ toneelstuk volgt een identieke verhaallijn. Tijdens de hechtenis van Georges heeft zijn vrouw, Jeanne, een verhouding met een buurman. Wat zich verder in het verhaal van Buysse en het toneelstuk van Claus afspeelt, is de ontwikkeling en de verwerking van de buitenechtelijke verhouding van de twee minnaars en, in mindere mate, het kind. Bij Buysse is de vrouw hoogzwanger, bij Claus is het kind kort voor de vrijlating van de man geboren. Zowel bij Buysse als bij Claus besluiten Cloet en Georges pas na het probleem van het ‘vreemde’ kind te hebben opgelost, opnieuw met hun vrouw naar bed te gaan.

Van de Leiestreek naar Den Haag en Amsterdam
Is Vrijdag van Hugo Claus leenrecht verschuldigd aan De Biezenstekker van Cyriel Buysse, ook Buysse was niet vies van leentjebuur spelen. Door de al eerder genoemde Conventie van Bern zijn de auteurs wel voorzichtiger geworden. Ze nemen, zoals aangetoond met Claus, niets meer klakkeloos over. Ze laten zich daarentegen zwaar inspireren door vrienden of voorgangers. Daar is niks fout mee. Het toont wel aan dat onderwerpen zich in varianten herhalen. Een mooi voorbeeld hiervan is Het Gezin Van Paemel

Cyriel Buysse, zoals eerder al gezegd, woonde en werkte in de Leiestreek, maar verbleef soms weken of maanden in Den Haag. Zijn vriendin en latere echtgenote woonde er. Samen met haar was hij aanwezig op de première van Op hoop van zegen van zijn goede vriend Herman Heijermans (1864-1924). De eerste voorstelling ging door op 24 december 1900 in de Hollandsche Schouwburg in Amsterdam bij de Nederlandsche Tooneelvereeniging. Het werd een triomf. Vrij snel had het een afzetgebied in het buitenland gevonden. Producties werden opgezet in Berlijn, Moskou en Londen. Zelfs in Tokio werd het op het repertoire genomen. Algauw zat men met aan honderd voorstellingen en het succes zou blijven duren.  

Hetzelfde huis
Dankzij een grote kennis van zaken, zowel maatschappelijk als toneeltechnisch, ontwikkelde Heijermans zich tot de unieke auteur van het geëngageerde, actuele drama’s, naturalistisch voor zover de personages geheel overgenomen zijn in hun milieu, idealistisch voor zover de schrijver partij kiest tegen dwang, onrecht en verouderde levensverhoudingen.
Engagement en alertheid zoals Heijermans had, had Buysse dus ook. Dat wordt aangetoond door zijn enthousiasme na de première van Op hoop van zegen. Zo sterk was zijn geestdrift dat de gloed zich omzet in de wens om iets soortgelijks te schrijven. Het wordt, zoals vermeld in de eerste alinea, Het Gezin van Paemel. Gaat het in Op hoop van zegen over de ellende in het vissersbestaan, bij Buysse is de vissersschuit verruild voor de boerderij. Tegen het decor van de economische crisis en het opkomende socialisme schetste Buysse de ondergang van het pachtersgezin Van Paemel. Een onwaarschijnlijke hoeveelheid ellende daalt neer over het gezin. Ziekte en dood, verkrachtingen, onechte kinderen, faillissement, invaliditeit - niets blijft ze bespaard. Vader Van Paemel reageert op iedere nieuwe catastrofe met zijn eeuwige antwoord: ‘An ‘t wirk, nondedzu! tot da’k er bij cravere.’ Zijn gelatenheid staat in schril contrast met het verzet van zijn kinderen, zodat in het gezin niet alleen een politieke strijd, maar ook een generatieconflict wordt uitgevochten. De halsstarrige en onredelijke boer heeft geen begrip voor de nieuwe denkbeelden van zijn kinderen, en bewerkstelligt zo zijn eigen isolement. 

Is vader Van Paemel, de centrale figuur in Het gezin Van Paemel, in Op hoop van zegen is dat de vissersvrouw, Kniertje. Voor haar is er geen andere wereld denkbaar dan het vissersbestaan. Zij heeft al haar man en twee zonen verloren op zee. Na echter onder druk gezet te zijn door de reder, dwingt zij haar beide nog levende zonen aan te monsteren op de drijvende doodskist Op hoop van zegen, zoals het drijvend wrak heet. Die in een storm met man en muis vergaat, zodat zij kinderloos achterblijft. 
Zelfs het slot van beide stukken treft eenzelfde sfeer. Eindigt dat van Heijermans op de spelaanwijzing: ‘… Een stilte. Kniertje zit onbewogen, smartelijk-versuft, mumt met de lippen, staat moeilijk op, strompelt het kantoor uit. Het geklos van haar klompen klinkt na in de stilte.’ Bij Buysse klinkt het als volgt (de boer is als vanouds bij opgekropte gevoelens hout aan het hakken): ‘Eduard af en Vader Van Paemel, hevig snikkend, weer gehurkt bij ’t hoopje brandhout.’
Beide hoofdpersonages leggen zich dus uit onmacht bij de situatie neer. Want de macht ligt in het beroemdste stuk van Heijermans bij de reder, bij Buysse bij de baron. Twee mensen uit de hogere klasse.

De derde man
Heeft Buysse min of meer leentjebuur gespeeld bij Heijermans, ook deze is niet ‘zonder zonden’. Kort na de première van Op hoop van zegen wordt Herman Heijermans beschuldigd van plagiaat door de Utrechtse prozaschrijver, journalist en schilder, de vrijwel in zijn eentje vertegenwoordiger van de Joodse letteren in Utrecht, Bernard Canter (1870-1956). Een driftige en rusteloze kerel. Al heel jong schreef hij literaire kritieken in Nederlandse bladen, week uit naar Parijs en Berlijn, keerde terug naar Nederland en werd toneelrecensent en redacteur Buitenland voor De Telegraaf. Maar ook daar vond zijn zitvlak geen passende kruk. Hij verhuisde met zijn pen naar andere bladen. Ondanks, of misschien dankzij zijn zwerversbestaan is hij de grondlegger van de sociale reportage in Nederland. In 1894 schrijft hij een artikel dat niet onopgemerkt blijft. Het gaat over de misstanden in de haringvloot. De titel luidt: ‘Een droomer ter haringvangst’. Is dit het oerverhaal van Op hoop van zegen? Canter vindt van wel en reageert op zijn manier. Als enige schrijft hij een vernietigende kritiek over het toneelstuk. Een aanklacht bij de rechtbank over letterdieverij is er wel geweest, maar het is niet tot een proces gekomen. Vermoedelijk omdat Canter gaandeweg tot het besef kwam dat hij als eenvoudige auteur, die allerlei toeren moest uithalen om van zijn pen te leven, niet op kon tegen de hogere status van de veel beroemdere, onder lauweren bedolven Heijermans. 

Hoe dan ook, een journalistiek artikel is de inspiratiebron geweest voor Heijermans meesterwerk, en het toneelstuk van de Nederlander voor het chef-d’oeuvre van Cyriel Buysse.

guido lauwaert
gent, 2017-06-26

Noten:
* - In april 1885 vond een vergadering van 112 arbeiders plaats in een lokaal van het nog steeds bestaande café De Zwaan op de Grote Markt te Brussel (waar ook de Belgische afdeling van de Eerste Internationale bijeenkwam en waar Karl Marx destijds het Communistische Manifest had geschreven; plaquette op de gevel). In hetzelfde etablissement werd de Belgische Werkliedenpartij opgericht. 

**  - Maksim Gorki zit niet alleen in de gist van Buysse’s toneel, maar ook in dat van Herman Heijermans. De beroemde schrijver heeft Gorki via een eenakter bedankt voor zijn invloed. Ahasverus werd ‘voor het eerst opgevoerd op 18 mei 1893 in het “Salon des Variétés” in Den Haag. De handeling heeft plaats in een klein gehucht van Nizhni-Novgorod.’ De lijst van Dramatis Personae completeert de adoratie. Karolyk, de moeder; Petrushka, de grootmoeder; Kasja, de meid; Petroff; Battushka, pope; een hoofdman; kozakken.
*** - Maurice Maeterlinck [1862-1949] – Nobelprijs voor literatuur 1911 – Behoorde tot de Franstalige Gentse bourgeoisie – raadde Buysse aan in het Vlaams te schrijven, omdat zijn Frans niet deugde en om nog een andere reden: ‘Sans toi, je crois bien que j’oublierais complètement le flamand.’ Na de première schreef hij aan Buysse: ‘Quel dommage qu’il soit intraduisible! Il serait impossible de transponer, même dans un patois français, la saveur de ce dialogue.’
De diepe band tussen Maeterlinck en Buysse wordt bevestigd de eerste n.a.v. een ‘Huldebetoon Cyriel Buysse’ op zondag 9 april 1911 op het Antwerps stadhuis, n.a.v. de verschijning van diens roman Het Ezelken. Hij is niet aanwezig maar heeft zijn oratio opgestuurd. Het wordt voorgelezen door Louis Franck, volksvertegenwoordiger en voorzitter van het inrichtend comité, waarvan het begin en de slotzin wordt geplukt: ‘Je place mon vieil ami Buysse parmi les trois ou quatre grands conteurs rustiques de ces cinquante dernières années. C’est notre Maupassant, … Toute la Flandre est en lui, vivante et immortelle.’


maandag 19 juni 2017

OBSESSION

Halina Reijn, Jude Law & Gijs Scholten van Aschat 
foto: Jan Versweyveld 


Tot de wereldwijde Top Tien van de politieromans behoort The Postman Always Rings Twice van James M. Cain. De roman is verschillende malen verfilmd en nooit is een bewerking mislukt. Het toont de sterkte aan van het scenario. Ivo van Hove heeft er een toneelbewerking van geregisseerd. Geslaagd, maar wel kantje boord.

James M Cain [1892-1977] was journalist, romancier en toneelschrijver. De drie genres zitten in al zijn literair werk, met als uitschieter de hoger genoemde roman uit 1934. Samen met het daarop volgende Double Indemnity [1936] wordt Cain beschouwd als een der voornaamste vertegenwoordigers van het zgn. ‘hardboiled’ realisme van de jaren dertig en veertig in de VS. Het zijn rauwe verhalen vol misdaad en geweld, geschreven in een directe, onopgesmukte stijl. Door de evenwichtig gedoceerde drie genres werd hij onder meer scenarioschrijver in Hollywood. 

foto Jan Versweyveld 

Het verhaal 

De laatste verfilming dateert van 1981 met in de hoofdrollen Jack Nicholson, Jessica Lange en John Collicos. Het verhaal van de roman wordt nauwgezet gevolgd. Frank Chambers is een zwerver. Hij neemt een baan aan in een wegrestaurant, dat wordt geleid door de naïeve Nick Papadakis. Nick is getrouwd met de aantrekkelijke Cora, die bovendien veel jonger is dan hijzelf. Het klikt tussen Frank en Cora. Ze smeden een plan om Nick uit de weg te ruimen. Wat lukt. Maar eenmaal de klus geklaard slaat de liefde om in een haat met als catharsis de dood van Cora. Een crash met de wagen. De commissaris – die al een complot vermoedde – lukt het om hem te laten veroordelen voor dubbele moord. Geld [een levensverzekering] speelt een niet onbelangrijke rol. 

De bewerkingen 

Luchino Visconti heeft het verhaal licht gewijzigd en zijn versie werd de basis van Obsession van Ivo van Hove. Een Engelse titel en logisch. De onder de prijzen bedolven Kempenaar regisseerde de bewerking voor The Barbican, Londen. Met een drietal acteurs uit het gezelschap waarvan hij algemeen directeur is, Toneelgroep Amsterdam. Halina Reijn is de femme fatale Hanna, Jude Law de zwerver Gino en Gijs Scholten van Aschat, Joseph, de uitbater van het wegrestaurant annex garagist. 

Van Hove heeft het al ten bate van de concentratie op de emoties bewerkte scenario van Visconti nog meer gestript om ze naar een hoger niveau te tillen. Is het verhaal haast altijd de rode draad, in de versie van The Barbican/Toneelgroep Amsterdam is het herleid tot een stippenlijn. De personages, daar gaat het om, en hun lokkende en botsende gevoelens. Om ze te voeren naar een explosie met de morele ondergang van de twee protagonisten. 


foto Jan Versweyveld 


Het resultaat 

Op het moment van de explosie wordt duidelijk wat de reden is van de slechts ten dele geslaagde productie. Jude Law mag dan een mooie jongen zijn en voortreffelijk acteur, het lukt hem niet de poema-passie op te brengen voor de liefdesclash. Zijn passie is niet naturel. Halina Reijn is dat soort hartstocht aangeboren, maar door het koele tegenspel van haar amant lijkt haar amoureus spel van aantrekken en afstoten geforceerd. Het blijft acteren volgens het boekje. Het gekunstelde zet zich voort in het spel van de andere acteurs. Als dat veertig voorstellingen – de Londense serie – duurt, verliest de voorstelling flink wat fut. Ivo van Hove zal ongetwijfeld geprobeerd hebben Jude Law te overhalen erotische bliksems in zijn spel te steken maar is daar niet in geslaagd. De beeldende en auditieve explosie staat in al te schril contrast met de passionele. 

On the road
Is het acteren niet wat de toeschouwer mag verwachten bij een regie van Ivo van Hove, de voorstelling wordt gered door de scenografie, de videoprojecties en de lichtregie van Jan Versweyveld. Het decor straalt door licht en decor een sfeer uit die we kennen van de schilderijen van Edward Hopper. 

Blijft Obsession zoals uit de oorspronkelijke roman blijkt, een halte on the road, gelukkig ruik je de Griekse wortels van het boek  / de film / het toneel en het Christelijk religieus karakter. 

De muziekkeuze is treffend en passend met als leidmotief This Land Is Your Land van Woody Guthrie, in een aangepaste versie. Terecht, dat beroemde lied, want hartstocht en passie is ons aller wens, of zou dat tenminste moeten zijn. 

guido lauwaert
gent, 2017-06-18


OBSESSION – ***
productie Barbican [Londen] & Toneelgroep Amsterdam
gezien Koninklijk Theater Carré, Amsterdam – 17 juni 2017
nog te zien 23 t/m 25 juni Luxemburg Théâtres de la Ville.
www.tga.nl


dinsdag 6 juni 2017

DE MENSHEID

Josse De Pauw &  Arnon Grunberg - Foto['s] Kurt Van der Elst

Bezeten zijn door het theater is menig acteur. Voor sommigen is het hun huis en thuis, een belangrijker gebied dan de plaats waar ze leven en slapen. Zo iemand is Josse De Pauw. Hij heeft gaandeweg van elke productie het buitengewest van zijn denken en doen gemaakt. Met de jaren fijner geslepen en afgewerkt. 

HET WERK VAN EEN TRIUMVIRAAT 

Met De Mensheid, naar De Mensheid Zij Geprezen van Arnon Grunberg – een essay uit 2001 als pleitrede ter rechtvaardiging van het menselijk bestaan als massa – heeft Josse De Pauw niet alleen een toneelvoorstelling gemaakt maar tevens een verklaring in beeld gebracht over zijn eigen method acting

Arnon Grunberg is hem daarin gevolgd, zo intens dat hij deelgenoot is geworden van de productie. De auteur werd acteur. Grunberg is trouwens de literaire wereld ingesprongen als acteur, al zag hij gauw in dat spelen niet meteen zijn ding was; schrijven daarentegen wel. Je zou kunnen stellen dat Grunberg – net zoals William Shakespeare – een schrijvende acteur is. Elke roman of essay van de veelgeprezen auteur is makkelijk om te zetten in een toneelstuk of te brengen als monoloog.
Grunberg heeft wel de wijsheid gehad – in het geval van De Mensheid Zij Geprezen, Lof der Zotheid 2001, zoals de volledige titel en ondertitel luidt – om de nieuwste productie van Josse De Pauw door iemand anders naar het toneel te laten hertalen. Dat werd Mark Schaevers, de journalist die momenteel aan een rustig tempo Hugo Claus aan het biograferen is. 

Het resultaat, de voorstelling De Mensheid, is hierdoor het werk van een triumviraat geworden. In die mate dat elk van de drie een aandeel heeft in het werk van de andere twee. Het is vooral te zien, te horen en te ruiken door de aantrekkende polen van de voorstelling. 


MAGNETISCH VELD 

De ene pool is een advocaat die de verdediging van de mens op zich neemt. Wat hem ook wordt verweten, hij is als individu niet verantwoordelijk voor de mensheid, in het bijzonder die van de Westerse beschaving, de beschaving die zich boven alle andere verheven voelt, en daarom maar al te vaak kop van jut is. De advocaat pleit in naam van alle mensen. Aangezien hij eigenlijk in de eerste plaats zichzelf verdedigt, wordt de apologie niet alleen een pro deo zaak maar ook een rechtvaardiging van zichzelf: hij kan niet anders, daar hij een marionet in handen is van – kies maar uit – God, het Opperste Denken, Jehova, de Bouwmeester van het Heelal, Jahweh. Hij geeft zijn verdedigingsrede een extra wapen mee door er een zekere humor in te steken. De relativering als derde macht. Iets wat Erasmus, en in zekere zin Thomas More ook heeft gedaan, de eerste met Lof der Zotheid [aha, vandaar de ondertitel] en de andere met Utopia

Al verdedigt hij zichzelf, hij blijft een advocaat, iemand die een beklaagde moet trachten vrij te spreken, zelfs al acht hij hem schuldig. En hier komt de andere pool piepen. De advocaat speelt advocaat van de duivel: hij stelt zijn eigen filosofische theorie in vraag, hij moet tenslotte in de eerste plaats zichzelf overtuigen, zelfs al is hij overtuigd dat hij schuldig is.
Die filosofische theorie is het grondplan van het tweede deel. Wat in het eerste deel gezegd is wordt in de voorstelling overgedaan, in een andere vormgeving en met een vette laag ironie overgoten. Simpelweg gezegd: de relativering wordt gerelativeerd. Het maakt dat het tweede deel van De mensheid geen moraal-filosofische voorstelling is geworden, maar een heerlijk spel van woord-wederwoord. 

Josse De Pauw speelt ontspannen, je ziet dat hij geniet van het eindwerk. Net als Arnon Grunberg. Het moet voor een auteur heerlijk zijn te voelen hoe sterk en doorleefd er met zijn werk is omgegaan. Mark Schaevers wist tijdens het wordingsproces de juiste aanzetten te leveren om het magnetisch veld te laten zinderen. 


DE VIERDE MACHT 

Op zich dus een geslaagde productie. Voor het triumviraat mocht er nog een schep genot bij. Niet als decoratie. De muziek maakt essentieel deel uit van dit miniatuur. Is de vierde macht. Hij plooit open in drie muziekstukken en twee muzikanten, een zanger en een pianist. Van Henry Purcell, de belangrijkste componist die Engeland ooit voorbracht, werd Sweeter than Roses geleend en Kris Defoort [piano] en Claron McFadden [zang] zorgen vanuit een improvisatie – voor elke voorstelling een variatie – voor de kers op de taart. 

ENVOY 

De mensheid is een absolute aanrader. Een steunpilaar voor al wie zich medeverantwoordelijk acht voor de toestand van de wereld. Hij wordt echter vrijgesproken, nee, niet door een gebrek maar door een overdaad aan bewijs. 

guido lauwaert
gent, 2017-06-07 

DE MENSHEID *****
Concept & regie Josse De Pauw
Tekst Arnon Grunberg
Bewerking Mark Schaevers
Spel Josse De Pauw & Arnon Grunberg
Muziek Claron McFadden & Kris Defoort
Productie LOD muziektheater & KVS
7 t/m 10 juni KVS Bol – andere speeldata:
www.lod.be
& www.fransbrood.com


LAATSTE OPROEP: LIJMEN IN MINARD

Cartoon Johan Baele 


De allerrrrrrrrrlaatste voorstelling van de monoloog 
naar de gelijknamige roman van Willem Elsschot komt eraan: 


LIJMEN 

Donderdag 8 juni – Minardschouwburg Gent 

Mocht u twijfelen aan de kwaliteit van de voorstelling… ziehier enkele reacties van mensen aan wier kennis over Elsschot en de voorstelling niet getwijfeld kan worden. 




RESERVATIE: 


TOEGANGSPRIJS: 15 euro
[inclusief druppel en/of pint] 
+ gratis KNACK van 7 juni 







zaterdag 3 juni 2017

OVERGANGSJAAR VOOR NTGENT


De Gentse schouwburg wordt verbouwd, nu nog het gezelschap.
Foto: Filip Schils 

Het seizoen 2017-2018 is een goedkoop programma, al wil dit niet zeggen dat de producties dat ook zijn. 

Halverwege de lente is het de gewoonte dat de drie stadsgezelschappen het nieuwe seizoen voorstellen. De KVS [Brussel] en het Toneelhuis [Antwerpen] pakken uit met een fraai programmaboek en een nette presentatie. Zo niet het NTGent. Twee brochures en een folder. ‘Ons werkboek’, ‘Ons gastenboek’ en ‘Ontvouw onze plannen’. Ze doen denken aan de tijd toen ‘onze’ parochie een pastoor had en ‘onze pastoor’ twee onderpastoors en elke onderpastoor vijf misdienaars.
De presentatie was ronduit rommelig – veel versprekingen en beweringen die door anderen moesten worden gecorrigeerd – en vrouwonvriendelijk. Dat laatste werd al meteen bij de verwelkoming van pers en relaties toegegeven. Dat zou als verontschuldiging voldoende zijn om er verder geen aandacht aan te besteden, ware het niet
dat Steven Heene een gezicht trok waar Kris Peeters sterk in is.
Het verder verloop van de presentatie was eerder een verheerlijking van de dorpsnotabelen van het NTGent dan een verdieping van het jaarprogramma. Dat kon ook moeilijk, wegens de afwezigheid van twee prominente regisseurs. Bovendien was de nieuwe artistiek directeur elders, zelfs niet vertegenwoordigd door een assistent die hem nabij zal staan in het uittekenen en verwerken van zijn visie. 

ONS WERKBOEK
Wat het programma inhoudt? Het speeljaar start halverwege september met twee hernemingen. Pas op 13 oktober gaat de eerste nieuwe productie van start, Kosmopolis. Niet in de eigen schouwburg want die is nog volop in verbouwing, ook niet in een uitwijkzaal ergens anders in Gent, maar in de Antwerpse Bourla, thuishaven van het Toneelhuis. Of deze voorstelling in Gent te zien zal zijn? Geen woord hierover in de brochure. Regisseur Johan Simons was niet aanwezig. De eerstvolgende productie staat wel in Gent, maar Africa is een herneming, net als de volgende productie Dit zijn de namen. Deze voorstelling is ruim twee jaar oud en was onder meer te zien op het Theaterfestival 2016!
Begin november gaat het stadgezelschap een alliantie aan met Victoria Deluxe voor Urban prayers / Urban Mirrors, een locatieproject dat een kopie is van wat Johan Simons in 2013 heeft gerealiseerd met de Münchner Kammerspiele, het gezelschap waar hij vijf jaar de artistiek leider van was. Deze kopie vindt net als in München plaats in de gebedshuizen van bekende en minder bekende religies. Dezelfde maand gaat een derde nieuwe productie van start. Hiervoor werd niet in de eigen mand gegrabbeld, maar in die van tgSTAN. Poquelin II is gebaseerd op een aantal stukken van Molière. Een fragment uit L’avare wordt gevoegd bij een fragment van Le Bourgeois Gentilhomme, uit andere stukken wat knipwerk, vervolgens de lappen aan elkaar naaien et voilà een nieuw stuk. ‘De zotgedraaide wereld’ zoals in de brochure ter verduidelijking staat is het uitgangspunt. Niemand van tgSTAN was aanwezig om de verduidelijking te verduidelijken.
De volgende productie is Brief aan een rechter, een steengoede voorstelling maar een zoveelste herneming. Eind november is het de beurt aan de terecht veelbekroonde dichter Peter Verhelst. Hij selecteerde een bloemlezing uit de eigen koffer, herschreef sommige uitverkorene en gaf het geheel de naam Koor. In december alweer een herneming, Gif. Nu is een herneming geen zonde in geval er voldoende toeschouwers voor zijn. Met een kleine zaal en door actrice Elsie de Brauw lukt dat misschien. De ware reden van de herneming echter is de verkoop van deze voorstelling aan enkele theaters in Nederland. Nu eenmaal het stuk weer fris in het hoofd en op de hand ligt, waarom dan niet van de gelegenheid gebruik gemaakt om die in eigen huis te hernemen.
F/M/X is de werktitel van de vijfde nieuwe productie. Het is een concept en een regie van Florian Fischer [niet aanwezig bij de presentatie]. De basis is de roman Don Quichote [which was a dream] uit 1986 van de Amerikaanse Kathy Acker. Veel meer over deze productie kan er niet gezegd worden, want buiten de idee is er nog geen tip over het hoe en het wat.
Twee nieuwe hernemingen, Platform / Onderworpen en Oogst van de wrok gaan vooraf aan de zesde nieuwe productie, Menuet naar de gelijknamige roman van Louis-Paul Boon. LOD maakte van deze roman dit seizoen al een vrij geslaagde opera, en naar wat in ‘Ons werkboek’ staat en wat er bij de presentatie gezegd werd, valt op te maken dat de NTG-productie haast identiek zal zijn als die van LOD, maar dan zonder muziek.
Het seizoen 2017-2018 wordt afgerond met een zevende nieuwe productie. De zwaarste inbreng van het NTGent is het kapitaal. De uitwerking van JR is in handen van FC Bergman. Het wordt een spectaculaire locatievoorstelling in de achterbouw van het S.M.A.K. 

ONS GASTENBOEK
De gastprogramma’s zijn interessanter dan de eigen producties. Een bewerking Edward II door Tom Lanoye van de man die – was hij niet in een cafégevecht gedood – misschien bekender zou zijn geweest dan William Shakespeare. De bard en Christopher Marlowe waren tijdgenoten en waarschijnlijk vrienden. Wat vast staat is dat Marlowe de zuiverste toneelpoëzie heeft geschreven en dat Shakespeare diens stijl heeft overgenomen. Hij schreef het eerste koningsdrama en de eerste toneelversie van het Faust-verhaal. Edward II van Theater Zuidpool is een productie – met muziek van Mauro Pawlowski – waar men wel eens best meteen kaartjes voor reserveert.
Jan Decorte en Sigrid Vinks zijn weer van de partij, nu eens niet met een Shakespeare bewerking, maar met Stand Down, een origineel stuk, sterk autobiografisch. Decorte is een rasverteller en kan scherp uit de hoek komen. Een productie om naar uit te kijken.
Lize Pede & Tiemen Van Haever brengen een tweede productie. Het succes van of Paul had er niet moeten zijn opende de deuren van het NTG, rijkelijk laat want de voorstelling dateert van 2014 en door ondergetekende indertijd onder de lof bedolven.
Een laatste greep uit ‘ons gastprogramma’. Jan Decleir speelt Karl Marx [zowel titel van het stuk als lokroep], de grondlegger van het communisme en zijn afgezwakte vorm, het socialisme. In de monoloog kijkt Marx terug op zijn bewogen leven. Of daarbij zijn verblijf in Brussel aan bod komt is nog niet geheel duidelijk. Daar is wel een aardige anekdote aan verbonden. Altijd om geld verlegen schreef de man die alle macht aan de arbeiders wilde geven en alle koningen van de troon wilde stoten, tijdens zijn Brusselse tijd, een kruiperige verzoek om een subsidie aan koning Leopold I om financiële steun. De hongerige vrouw en kinderen werden naar voor geschoven om het hart van de koning te vermurwen. Het verzoek werd afgewezen. Marx mocht al blij zijn dat hij niet het land werd uitgezet. Om in België te wonen had hij al een even kruiperige brief aan de koning geschreven: “Sire, Ik ondergetekende, Karl Marx, doctor in de filosofie, 26 jaar oud, uit Trier in het Koninkrijk Pruisen, heb de intentie mij met vrouw en kind in de Staat van Uwe Majesteit te vestigen, en neem daarom de eerbiedige vrijheid U te smeken hem de toelating te bezorgen om zijn woonplaats in België te kiezen. Met de diepste eerbied voor Uwe Majesteit, verblijf ik Uw zeer nederige en zeer gehoorzame dienaar. Dr. Karl Marx.”

ONTVOUW ONZE PLANNEN
De folder ‘Ontvouw onze plannen’ is niet meer dan het ontvouwen hoe duur de kaartjes zijn, op welke manier je aan de dure tickets kan ontsnappen, dat een ticket recht geeft op een gratis rit met De Lijn, dat het café de beste koffie van Gent schenkt [redelijk goed maar niet de beste], dat je er acteurs en theaterliefhebbers onderling ziet keuvelen [wat niet waar is, de acteurs zonderen zich af], dat het bespreekbureau voortaan ook op maandag open is, dat het foyer het mooiste zomerterras van Gent heeft [maar nauwelijks bezoekers telt], dat er een speciaal tarief is voor de toeschouwer die logeert in het Grand Hotel Reylof en dat er cadeaubonnen zijn van 5 tot 500 euro. Op de keerzijde van de folder is de kalender met de programma’s en hun speeldata te vinden. Als dat de plannen zijn… 

Voor wie al dat drukwerk goed bekijkt is het duidelijk dat de ingehuurde programma’s beter zijn. Niet alleen inhoudelijk. Ook wat de vormgeving betreft is het allemaal van hetzelfde deeg en volgens bekend recept een koekje gebakken. De interne conflicten hebben hun sporen nagelaten… en ze zijn nog lang niet opgelost. Het enige wat er opgelost is, is het vinden van een nieuwe artistiek leider. Uit wat er ontsnapt uit de catacomben van het NTGent blijkt dat Milo Rau een zware taak te wachten staat en dat hij dat ook beseft. Maar al te graag zou hij zowel de artistieke als de organisatorische stal uitmesten. Zo goed als met een schone lei beginnen. Of een grote schoonmaak mogelijk is? Te veel zwaar gewonden zijn er gevallen, de littekens zijn met geen middel weg te branden.
Het eigen jaarprogramma is door de burgeroorlog voorspelbaar en weinig verrassends. Ze ogen goedkoop maar ze zullen best wel duur zijn, en dat is het meest bedroevendste van al. Een steengoed programma mag duur zijn, je behaalt er eer en kassa mee, want het overstijgt de eigen regio. Van heinde en verre komen ze kijken. Met een goedkoop ben je snel uitverkocht.

Het schandelijkst van al is dat geen enkele eigen productie een nieuw werk is. Ze zijn bewerkingen van romans of toneelstukken. Waar is de tijd dat de stadstheaters schrijfopdrachten aan auteurs gaven. Met het bewerken van bestaande literaire werken wordt de toneelschrijfkunst de das omgedaan. Een genre dreigt te verdwijnen. Nu is het NTGent niet het enige gezelschap in dat bedje ziek. Maar het Gents gezelschap is ‘mijn’ gezelschap omdat ik in Gent woon. Ook het Toneelhuis waagt zich niet aan maagdelijke stukken. Te duur wordt gezegd, wat natuurlijk een drogreden is. De waarheid is dat de macht van de eigen dramaturgen zo sterk is dat zij met de eer en de baten van een bewerking willen gaan lopen.
De overheid zou de stadstheaters moeten verplichten tot het laten schrijven en opzetten van nieuwe stukken. Het theater heeft een historische plicht. Met het bewerken van bestaand materiaal verzaakt het aan die plicht. Tot halverwege de vorige eeuw werden er nog actuele stukken geschreven. De laatste in de rij was Hugo Claus. Onder de torens van 1993 mag dan niet zijn beste werk zijn – het behoort tot zijn slechtste – het was ten minste een stuk dat de corruptie en vriendjespolitiek binnen de Gentse cultureel-politieke wereld behandelt. Bovendien waren de kerk, de loge en de Gentse schouwburg de drie steunpilaren waarop het stuk gebouwd is. Wat let het NTGent om aan Arne Sierens of Erwin Mortier te vragen om een stuk te schrijven waarin – om een voorbeeld te noemen – de rectorverkiezing van de UGent gevild wordt? Ook in die zaak spelen de loge en de kerk een smerige rol die wel eens ten voeten uit verteld mag worden. Want het theater is er niet alleen voor spel en vermaak, maar in de eerste plaats om de geschiedenis te vereeuwigen. Dat hebben onder meer de Griekse tragedieschrijvers gedaan, Molière, Shakespeare, Pinter, Arthur Miller, Bertolt Brecht, Tsjechov en Henrik Ibsen. Zij schrokken ten minste niet terug om de goden, halfgoden, de politici en de kapitalisten, ja zelfs de filosofen te bekritiseren.

BESLUIT 
Weigeren om nieuwe stukken te laten schrijven en op te zetten is een wandaad, het plegen van een literaire moord. Hopelijk is het seizoen 2017-2018 een overgangsjaar. Zal na de inloopperiode de nieuwe artistiek leider, Milos Rau, uitpakken met een programma dat ver staat van de wansmaak en de waardeloosheid. En dat deze opinie onder zijn neus geschoven wordt. Want met mij zijn er velen die dezelfde mening zijn toegedaan. Zelfs in eigen huis. 

De puberale presentatie van het nieuwe jaarprogramma was de aanleiding om eens flink mijn hart te luchten. Mijn kritiek zal smalend opzij geschoven worden. De geschiedenis leert echter dat ik maar al te vaak gelijk heb. Met vertraging maar zo is het en niet anders. Een goed voorbeeld is mijn oordeel over de onkunde van Guy Cassiers als artistiek leider en als regisseur van het Toneelhuis. Sinds hij bij het Antwerps stadsgezelschap de lakens uitdeelt zijn de beste producties niet deze die hij heeft opgezet, maar de coproducties. Zonder Olympique Dramatique, Marthatentatief en FC Bergman zou de Bourla onder Cassiers bewind een schouwburg zijn waar met moeite de parterre gevuld geraakt. 

Het was geen leedvermaak maar wel zorgde het voor een simpel goed gevoel dat door Peter Casteels in Knack van 31 mei, blz. 84 en 85, mijn mening in al zijn geledingen bevestigd werd. 


guido lauwaert
gent, 2017-06-03